woensdag 20 november 2013

Het ga je goed.


Vertrek,
laat het los en kijk niet meer achterom. Ga en laat je sporen na, de wind zal ze wel wissen, zal je aanwezigheid verwijderen, alles doen vervagen. 
Trek je schouders op, richt je gezicht naar de richting die roept en vertrek.

Vertrek,
laat het los en kijk weg. Verman je, vervrouw je, verkind je, vergroot je. Laat de wind de hersenspinsels wegblazen, de natte wonden uitdrogen, het vuil uit je ogen blazen. 
Bal je handen, bijt op je tanden en zet een stap op de grond die wacht en vertrek.

Vertrek, 
laat het los en kijk vooruit. Negeer de last, draag het geduld en omarm het vertrouwen. Laat de wind het verdriet afkoelen, het begraven en meenemen. 
Draai je om, verzet je been en schraap je stem. “Het ga je goed”




"Het ga je goed."



Liefs,
Madeliefje.

maandag 4 november 2013

Scherven en theepotten.


Als er iets in huis brak, was dat natuurlijk altijd per ongeluk. Niemand die het in zijn hoofd haalde om met opzet brokken te maken. Ik moet wel zeggen dat ik veel herinneringen heb overgehouden aan het breken van dingen. Zo had ik op een dag de mooie porseleinen lamp van mijn moeder vernietigd door onoplettend aan de draden te trekken onder het bed. Ik schrok me een ongeluk en kwam al gauw met de geweldige smoes dat onze kat de schuldige was, ik had echt nog mijn best gedaan om de lamp te redden van diens triestige einde,maar…Helaas. Kuch. Natuurlijk geloofde geen kat dat, inclusief de onze niet die me volgens mij tot op de dag van vandaag nog steeds verwijtend aankijkt. Maar dingen breken nu eenmaal, da’s niet het einde van de wereld. Wat wel op het einde leek, waren de discussies over wie de scherven moest opruimen en waarom. Onzinnige argumenten als “de oudste zijn” en “te vermoeid zijn” kwamen dan naar boven, geweldige tijden nu ik er zo op terugkijk. Dan had je nog af en toe de creativiteit van mijn mama die naar bovenkwam tijdens een poging om de scherven aan elkaar te lijmen. Dat lijmen lukte niet altijd, soms was het ook gemakkelijker om alles gewoon weg te gooien. Vaak mochten we al blij zijn als deze dingen zonder de nodige drama gebeurde en niemand het hele huis bijeen gilde voor een glassplinter die absoluut niet ingebeeld was. Niet! Zucht. Drama en scherven, dat ging goed samen en nog steeds. Er is altijd wel iemand die gilt als er iets aan scherven op de grond valt.

Krokodillentranen waren ook nooit ver weg. Zo had iemand (?) een authentieke theepot van mijn moeder geruïneerd door er per ongeluk tegen te trappen, vraag me niet hoe die dingen kunnen gebeuren, ze gebeuren. In ieder geval, de kat had het weer gedaan en ik had weer een mislukte heldenpoging achter de rug om het allemaal te voorkomen. Nu staat die theepot ergens verloren in een kamer zich dood te schamen voor de poging van “restauratie”. Ik denk dat er zelfs plakband gebruikt is geweest.

Yeps mijn jeugd zat vol scherven, drama en gebroken theepotten. Dan had je nog mijn zus die mijn naam kerfde in de muur, maar da’s nog een verhaal apart. Het belangrijkste is dat het nooit met opzet gebeurde. Nooit. Daarom dat ik er ook slechts leuke anekdotes aan heb overgehouden.

Maar dan ligt opeens niet alleen die authentieke theepot aan scherven op de grond, maar alles en iedereen. Inclusief je dag en nacht en alles wat er tussen zit. En wie en waarom is plots niet meer belangrijk, je woorden niet waard. Je kunt het eenvoudig weg niet opbrengen. Het zijn geen scherven meer die je kunt lijmen, het is allemaal gewoon kapot. Het gebeurde met opzet. En de schade is te groot.

Maar dingen breken nu eenmaal. Da’s niet het einde van de wereld.

Al lijkt dat nu eventjes wel zo.

Groetjes,
Madeliefje
A.k.a Djis

woensdag 11 september 2013

Doe toch gewoon normaal.


En als je denkt de wereld aan te kunnen, dan zal het echte leven je wel verpletteren. Vergruizen. Verbrijzelen. Vermorzelen. Breken onder het eeuwenoude gewicht van de tijd, van de ervaringen, van de realiteit. Zoals een tak genadeloos in tweeën knakt, net alsof het geen wilskracht heeft, net alsof het niet anders kan. Ja, dus word gewoon maar eens volwassen. Word nu maar eens eindelijk groot. Dus trek die superheldencape maar af, hang hem op aan de kapstok en doe nu maar eens gewoon normaal.

En als je denkt dat jij de wereld aankunt. Dan loop je wel eens tegen de lamp en zal je het je wel bezuren. Als je in je jeugdige optimisme denkt dat de wereld draait rond zijn as, dan komt er wel een tijd dat je zult zien dat de nacht het directe gevolg daarvan is. Dat het niet altijd dag kan blijven.  Dat die onnozele regenboog van je niets voorstelt na een lange grijze stormachtige dag. Dus hou toch op. Doe niet zo kinderachtig. En hou je niet vast aan ideale waanideeën en doe toch niet onnozel. Doe gewoon normaal.

En als je denkt dat , als je werkelijk denkt, dat de wereld, nee dat jij de hele wereld aankunt. Met al z’n schaduwen, al z’n donkere plekken vol schimmel die groeit op al wat leeft en ademt, met al z’n vage en duistere, sinistere, lugubere, macabere figuren en beelden, dan pas ga je beseffen hoe het met de reële wereld zit. Hoe genadeloos je overrompelt kunt worden door het kille karakter van de werkelijkheid. Hoe hard de klap zal zijn en pas dan maar op dat je je nek niet breekt. Luister dus maar. En doe toch gewoon normaal.

Maar ik wil niet. 
Ik kan niet. 
Ik vind de moed niet.
En als dat zo erg is
En als dat zo naïef is
En als dat zo slecht is



Dan merk ik het wel als ik mijn nek breek.

Groetjes,
Madeliefje

vrijdag 16 augustus 2013

Verandering.


Wat was er veel veranderd, ik werd er stil van. Jongetjes vol kattenkwaad werkten tegenwoordig moederziel alleen op verre wateren en zeeën ver weg van alles en iedereen, kleine meisjes die de steegjes en paadjes sierden met hun gekir en gelach waren jonge moeders met minzame glimlachjes en keiharde lasten en.. dat oneindige groen was volgebouwd met gigantische mistroostige paleizen leeg en mysterieus gedurende het hele jaar. 

Wat was er veel veranderd, ik kon het niet geloven. Terwijl de tranen over mijn gezicht liepen, keek ik naar het stompje dat was overgebleven, de dode bladeren bijna weggerot, de missende schaduw van wat ooit zo aanwezig was en nu genadeloos omgekapt was.

Wat was er veel veranderd, ik werd er onrustig van. Hij stelde me gerust, toen zijn broze handen de mijne raakten, toen zijn krakende stem mij eeuwenoude verhalen vertelde, toen zijn ogen mij toelachten, toen zijn schuifelende voeten mij naderden, toen zijn aanwezigheid mijn hart verruimde. En terwijl hij vermoeid knikkebolde, droomde ik met hem mee over de dagen waarop ik mijn grootste avonturen beleefde in elke kamer, in elke hoek en in elke boom.

Wat was er veel veranderd, ik werd er bang van. Hij herkende me niet meer. Angst omklemde mijn hart. Maar angst voor verandering, helpt niet, het hoort er nu eenmaal bij. Dus prentte ik dat laatste beeld in, luisterde ik met gesloten ogen naar zijn krakende stem, kuste ik zijn broze handen en nam ik voor een laatste keer afscheid.

Groetjes,
Madeliefje.

maandag 12 augustus 2013

Ik weet het.


Zachtjes klopte ik op haar rug, terwijl ze haar gezicht tegen mijn schouder had gedrukt. Mijn andere arm had ik om haar heen geslagen, in een halve mislukte omhelzing. Ik zuchtte.

Dat vreselijke moment waarop de fabeltjes, versjes en kinderlijke liedjes zo leeg en ongeloofwaardig klinken. Het moment waarop “er was eens” verandert in “er bestaat geen” en “ze leefden nog lang en gelukkig” in “we zien wel”. Het moment waarop je ziet dat al dat sprankelende elfenstof  gewoon neerslag is, ongrijpbaar maar voelbaar tot diep in je hart en ziel.

Dat vreselijke afscheid van geliefden, vrienden en gelijkgestemden niet omdat je het wil, maar omdat het niet anders kan. Niet omdat je wil loslaten, maar omdat het tijd is. Niet omdat je er klaar voor bent, maar omdat het moet. Het afscheid waarbij je achtergelaten wordt met enkele vage herinneringen en bekruipend gevoel van eenzaamheid en een klein beetje wanhoop. Niet te veel.

Dat vreselijke gewicht dat op je drukt. Op de meest onverwachte momenten, zomaar uit het niets. Ontzettend hard op je hart. Op je longen. Op je keel. En soms, heel soms op je schouders en knieën. Zo hard dat je erdoor bezwijkt. De vreselijke pijn en dat keiharde geluid van beenderen tegen steen.

Ik zuchtte nogmaals.


“Ik weet het. Ouder worden is niet gemakkelijk. Ik weet het.”

Groetjes, 
Madeliefje.

zondag 16 juni 2013

Een hoopje stoeltjes.


Ik weet nog dat ik als kind graag naar het park ging. En zeg nu eerlijk, welk kind doet dat nu niet graag? Het gras, het gekir van andere kinderen, de vrije vlakte die in die kinderogen van je gigantisch leek. Bovendien is het dé plek waar je vader of moeder je met alle geduld van de wereld – dat beweren ze tenminste – je hebben leren fietsen. Ik was er nogal laat bij, maar je weet wat ze zeggen: beter laat dan nooit. Echter geen goed excuus als je één of andere deadline hebt gemist, dus weet wanneer je de uitspraak gebruikt. In ieder geval, het fietsen ging nogal moeizaam bij me, mijn vader had alles geprobeerd en op een bepaald moment had die een gigantische tak gevonden die hij dan knelde tussen de stangen van mijn bagagedrager zodat ik eruit zag als een gigantische kleuter op die ontzettend stoere mountainbike die ik destijds had. En toen op een dag gebeurde het, het moment waarop ik ineens tot mijn grote verbazing de wind langs mijn oren hoorde suizen, ik trapte erop los en het beste van al was dat ik niet op mijn smikkel was gevallen. Eindelijk kon ik fietsen zonder dat ik de remmen gebruikte als de schakeling van één of andere Harley Davidson en voor ’t eerst hoorde ik mijn vader niet achter me hollen met allerlei instructies. Het moment waarop mijn ouders me letterlijk en figuurlijk voor de eerste keer loslieten. En ik bracht het er eerlijk gezegd goed vanaf, de eerste minuten dan toch, het feit dat ik was vergeten te remmen en ik in de struiken terecht was gekomen, was bijzaak en hoorde er nu eventjes bij. Dus, het park. De plek waar mijn zusje en ik van bergen rolden (tegenwoordig zijn het slechts hoopjes aarde bedekt met wat gras, maar ik zweer het je, toen waren het vervaarlijke bergen) om dan met grasplekken terug te keren naar het huisfront.

Op een dag hadden we gepland te gaan, maar helaas, het regende pijpenstelen. 
“Als de zon nu scheen konden we gaan Madeliefje, maar het is nu zo”, hoor ik mijn ma nog zeggen. En dus nam ik in mijn kinderlijke goedgelovigheid een stoeltje en ging ik voor het raam zitten. Wachtende op die enkele zonnestralen, hoopte ik, wenste ik en droomde ik. En dat was voorlopig genoeg. Aan die regenbui zou wel een einde komen, zolang ik maar geduld had. Ik weet nog hoe ik uren voor dat gigantische raam heb gezeten, tot mijn moeder ongerust binnenkwam om te zien waarom het zo verdacht stil was. En geloof het of niet, op het moment dat ze binnenkwam, braken er miezerige zonnestralen door. Maar het was te laat, veel te laat op de dag en de regen zou nog voelbaar zijn in het zompige gras. Als ik me één teleurstelling helder kan herinneren dan was het deze.  Maar kinderen vergeten gauw, zijn snel gesust en wie weet zou het het volgende weekend beter weer zijn. Het gras zou opdrogen. En we zouden weer van gigantische bergen kunnen rollen om met grasplekken thuis te komen.

Bij het ouder worden verliezen we die dapperheid. Die moed. Dat geduld. En soms, als het niet anders kan in onze ogen, die hoop. We kunnen het niet meer opbrengen om die stoel vastberaden te grijpen en gewoon, in alle kinderlijke eenvoud, te wachten op beter weer. Op het einde van die lange en sombere regenbui. Op die eerste zonnestraaltjes. En als het allemaal te laat komt, voelen we de vreugde niet meer van het hopen op een volgende week, omdat de teleurstelling ons inmiddels heeft verbrijzeld. Omdat we niet meer gesust kunnen worden door vreugde, beloftes en de toekomst die niemand heeft beloofd. Omdat we onszelf hebben afgeleerd om de dingen los te laten.


En toch, toch hoe klein we ons ook voelen, er staat altijd een stoeltje, hoe klein dan ook, klaar.


Groetjes,
Madeliefje

dinsdag 4 juni 2013

De krankzinnigheid van de maand juni: Deel II

Nu de welverwachte blokperiode aangebroken is, is het alle hens aan dek. Dat zou je tenminste denken. Het is echter die overschot aan tijd die ervoor zorgt dat de ambitieuze en doelbewuste student met uitsterven bedreigd is. Wat begint met “twee weken” tijd, wordt algauw enkele dagen tot enkele uren. Vergis je niet, de productiviteit is omgekeerd evenredig met het tijdstekort. Laat ik jullie dit proces beschrijven en uitleggen op een, zoals het hoort in een proza tekst, nogal lyrische manier. 

Zoals het kabbelen van een rivier start alles rustig en bedaard met een goed uitgewerkte planning, waar alles in uitgeschreven staat tot het aantal te leren bladzijden per dag toe. De kleurtjes die gebruikt worden, zouden menig kunstenaar jaloers maken en de precisie waarop alles ingedeeld is, siert een student die studeert aan de faculteit toegepaste wetenschap. Terwijl de student zelfverzekerd van de tijd de boeken openslaat en de computer opzet omdat hij die “nodig” heeft, is na een halve dag de gehele planning om zeep. Hoewel de student de heerlijke vakken zoals “stabiliteit”, “mechanica” en het verrijkende vak “l’histoire”, in de rijke taal die het Frans is, zou moeten studeren, is het plots levensbelangrijk om op te zoeken hoeveel provincies het land Duitsland nu eigenlijk telt en wat de symptomen zijn van de dolle koeien ziekte .  Terwijl je de smsjes van nogal bemoeizuchtige  medestudenten negeert die erop gebrand zijn om te weten waar jij staat zodat ze zichzelf kunnen troosten, komt een lichte paniek op. De planning ligt allang in de papiermand omdat je de verwijtende blikken die het je toewierp niet kon uitstaan en in je hoofd heb je besloten dat je wel twee vakken tegelijkertijd kunt studeren. Maar beste lezer, niets is minder waar.

De kabbelende rivier is ondertussen een orkaan van wanhoop geworden en melodramatische karaktereigenschappen komen naar boven. Bezorgde vrienden die vragen wanneer het nu eigenlijk je eerste exaam is, worden schaamteloos afgeblaft en de kamer waarin je studeert, is getransformeerd tot een hol vol papieren en boeken, die tot overmaat van ramp van de ene dag op de andere opgeruimd worden door je moeder die het kotsbeu is. Gevolg: het weldoordachte systeem van papierpatronen is vernietigd, waardoor je nog eens een halve dag mag gaan sorteren en schikken.

 Terwijl voor de ene student eten bijzaak wordt, wordt het voor de andere noodzaak. Red Bull (hoe sommigen dat binnen kunnen krijgen is een raadsel) en koffie daarentegen wordt gretig geconsumeerd alsof je daardoor de vreemde en onbekende formules wel zou begrijpen. Terwijl je zweert het volgend jaar anders aan te pakken – zever in pakskes zoals ze dat wel eens noemen – maak je jezelf wijs dat de kans wel heel klein is dat je een vraag krijgt uit het hoofdstuk dat je langs geen kanten begrijpt. Wat de student niet weet is dat dat uiteraard zijn hoofdvraag wordt. Uiteraard. Ui-te-raard.

Uiteindelijk wordt het dramatisch en komt er af en toe een goede huilbui naar boven, die zelfs je ouders niet durven te kalmeren. Terwijl je al duizend keer hebt beslist om gewoon te stoppen om vervolgens erop terug te komen, schuw je de buitenwereld en zijn die lieve schattige kinderen uit de buurt duivelsgebroed dat geen respect heeft voor de stilte die je eist. Uiteindelijk begin je jezelf om te praten dat een herexaam of 8 niet het einde van de wereld is en berust je je in je lot. I.p.v. dat je dan als de bliksem in gang schiet, is die vlieg op je muur het meest fascinerende dat je ooit hebt gezien.

Ondertussen bevinden we ons in het oog van de orkaan en worden de potloden geslepen om de prof neer te steken. Ik bedoel – uiteraard- om de examens te lijf te gaan. Maak je geen zorgen wraakzuchtige ideeën die werkelijk op niets slaan zijn helaas zeer normaal gedurende deze periode. Het feit dat de buikgriep op dit moment nog niet zo onaantrekkelijk klinkt, is ook niet helemaal gestoord.

Succes.

Groetjes,

Madeliefje.

dinsdag 14 mei 2013

De krankzinnigheid van de maand juni: Deel I.


Nu de maand juni begint te naderen, voel ik een lichte verandering in de lucht, het is heel subtiel, maar als je er goed op let dan is het voelbaar. Dat wat eerst mijlenver weg leek, begint nu te naderen. En elke dag die voorbij gaat, ontgaat niemand, zelfs de ouders worden thuis zenuwachtig en het gelach begint lichtjes gestoord te klinken wanneer het woord “examen” valt. De boeken die je eerst had genegeerd, beginnen – geef het maar toe – je verwijtend aan te staren als je hen sluipend op je sokken voorbij loopt. Ligt het nu aan u? Of lijken ze dikker dan je eerst had gedacht?  Er zijn ook signalen weet je, daarom, beste lezer, neem ik je nu mee naar de wonderlijke wereld van de student burgerlijk ingenieur-architect en de verschrikkingen die ze doorstaan tijdens de maand juni. Hierbij wil ik de bouwkundigen vragen om de discussie over het woord “burgerlijk ingenieur” voor het woord architect achterwege te laten. (Eerlijk gezegd zou ik het liefst “houdabakkes” willen zeggen, maar ik vrees dat zulke onbeschaafdheden niet getolereerd kunnen worden in mijn blog. Schroom niet om de uitdrukking te gebruiken buiten de muren van deze website.)

Hoewel het op het eerste zicht kalm en ontspannen lijkt in de natuurlijke habitat van de ingenieur-architecten, het atelier, is iedereen oplettend. De zwarte markt van verzamelde examenvragen, opgeloste oefeningen en begeerde notities is namelijk geopend en iedereen is erop gebrand om zoveel mogelijk te bemachtigen. Wie deze probeert te verbergen en voor zichzelf te houden, wordt voor eeuwig gebanned en aan de schandpaal genageld (figuurlijk natuurlijk). Ik raad je wel niet aan om te koop te staan met deze gewilde objecten want de kans is groot dat je omver wordt gelopen door een verwilderde meute wanhopige studenten die griezelig vriendelijk, aardig en sociaal worden in jouw bijzijn.

Opmerkelijk is dat er ook wilde indianenverhalen beginnen te circuleren waarin professoren transformeren in tirannen, feeksen en tovenaars, vuurspugend bijvragen stellen en je genadeloos en bulderend van het lachen buizen. De assistenten die zich normaliter in de grijze zone begeven, worden nu ook vermeden en achterdochtig in het oog gehouden.

Naast het feit dat er gekopieerd wordt alsof er levens van afhangen, begint er een lichte concurrentie op te komen in hoeveel er al gestudeerd is geweest. Studenten die graag paniek willen zaaien, laten korte zinnen vallen als “Oh, ik heb alles al gestudeerd” of “Ach, daar heb je maar tien dagen voor nodig hoor” en wandelen zelfvoldaan weg. Dan heb je nog anderen die glashard liegen en zweren dat ze nog niets hebben gedaan terwijl ze in hun vuistje lachen als ze zien dat iemand het gelooft en gerustgesteld kan ademen. Sommigen veranderen dan weer in statistiekenbureaus die mensen shockeren met de slaagkansen van vakken en gemiddelden van  bladzijden per vak.


Sterkte.

Groetjes,
Madeliefje.

zaterdag 20 april 2013

Stilte.


Onlangs had ik mijn trein gemist, dus had ik het in mijn bol gekregen om koffie te kopen waar ik achteraf dikke spijt van had. Ik vind koffie zelfs niet lekker, maar ik dacht misschien valt het wel mee als ik er één koop met een smaakje aan. Niet dus. Terwijl ik een beetje armer zuinige slokjes nam en de gedachte probeerde te negeren dat ik beter thee had gekocht, had ik me ergens geïnstalleerd en keek ik rond. Best grappig om te zien hoe sommigen voorbij komen razen met een koffertje dat hen nauwelijks kan volgen, of hoe sommigen er plezier in scheppen om in de weg te lopen met hun geslenter, ik verdenk ze ervan wraak te nemen op mensen die er in geslaagd zijn om wel op tijd te komen. Dan heb je nog de razende pendelaar die in alle dramatiek een krant verfrommeld bij het horen van een zoveelste vertraging die op één of andere manier uit het niets lijkt te zijn gekomen. Terwijl ik rondkeek, viel het me op hoe het in al deze drukte best stil was. Ken je dat? Dat het rumoerig is, maar tegelijkertijd ook best stil, dat alles naar de achtergrond verdwijnt. In alle stilte bestelden mensen wafeltjes, omhelsden vader en dochter elkaar, begroetten moeder en zoon elkaar, streden daklozen een stille strijd voor de beste plekjes, uit de tocht. Die stiltes vind ik het leukst. De stiltes die uit het niets verbroken worden door het lawaai, net alsof iemand die volumeknop weer heeft aangezet.

De stiltes die in het oog gehouden moeten worden, zijn degene binnenin. Niet de vredige, verveelde of vrome stiltes. Neen, ik bedoel degene die zelfs geen zuchtje wind in zich hebben, zelfs geen zeldzaam dwarrelend krakend blaadje. Gewoon helemaal niets. 

Groetjes,
Madeliefje.

maandag 25 maart 2013

Wij.

Breekbaar en broos beweegt ze zich voort, rug gebukt onder pijn, verdriet en ziekte. Haar schuifelende voeten laten een onzichtbaar spoor achter. Ik prent elke voetstap bij me in, angstig dat ik haar manier  van lopen zal vergeten. Een onzichtbare bries van wanhoop doet haar haren wapperen en dooft het stervende licht in mijn hart. De dikke muur van stilte verfraaid met honderden, duizenden en miljoenen lege woorden, verstikt me. Voelt zij ook aan dat de oneindige hoeveelheid zuurstof langzaam maar zeker uitgeput geraakt? Jammer dat zuurstof doet leven en hoop daarentegen niet. Ze fronst haar wenkbrauwen, knijpt haar ogen dicht en spant haar kaakspieren. Even, heel eventjes maar, lijkt de onverbiddelijke tijd stil te staan, niet verder te tikken. Mijn hart slaat een slag over als ik zie dat er iets glinstert op haar bleke huid. Een zoute oplossing van water en lijden. Haar stille kreet om hulp gaat verloren in de oneindige afstand tussen ons.


Ons.

Zij en ik.

Ik en zij.

Zij.

Ik.

Wanneer ze haar ogen opent, doet ze haar best om de oude fonkeling in haar ogen na te bootsen. Ze valt door de mand. Ze valt door haar knieën op de grond. Kruipend overbrug ik de afstand. Ik neem haar hand vast en luister naar het kletteren van de tranen. En net zoals zij deed, neem ik haar vast, omhels ik haar. En net zoals zij vaak deed, wrijf ik over haar rug, sus ik haar schokkende schouders en troost ik haar. En net zoals zij altijd deed, spreek ik haar moed in, verbied ik het haar op te geven en vertel ik haar dat ze vertrouwen moet hebben, dat ze sterk moet zijn. Sterk voor mij, maar dat zeg ik geluidloos. Hoopvol snikt ze het uit en heel even voel ik me eeuwenoud.

Zij. Ik. Ik en zij. Zij en ik.

Wij.

Groetjes,
Madeliefje

woensdag 20 maart 2013

Leven.


Geen ellenlange teksten. Geen ellenlange bedenkingen.
Slechts een tekst, die een goede vriendin van me heeft laten lezen. Onbedoeld heeft ze me al mijn bedenkingen, overpeinzingen, gedachten en mijn inwendig 'struggels' gepresenteerd. Het is niet geschreven door haar, maar wel heeft ze het op het juiste moment laten zien. 

Bedankt.


“Was ich habe, will ich nicht verlieren, aber
Wo ich bin, will ich nicht bleiben, aber
Die ich liebe, will ich nicht verlassen, aber
Die ich kenne, will ich nicht mehr sehen, aber
Wo ich lebe, da will ich nicht sterben, aber
Wo ich sterbe, da will ich nicht hin:
Bleiben will ich, wo ich nie gewesen bin.”


"Wat ik heb, wil ik niet verliezen
Maar waar ik ben, wil ik niet blijven,
Diegenen die ik lief heb, wil ik niet verlaten
Maar die ik ken, wil ik niet meer zien,
Waar ik leef , wil ik niet sterven, 
Maar waar ik wil sterven, daar wil ik niet heen:
Ik wil blijven, waar ik nog nooit geweest ben."

 Thomas Brasch: Lied, 1977


Groetjes, 
Madeliefje

vrijdag 15 maart 2013

Geweldige dagen.


We verliezen allemaal wel eens iets. Je kent die momenten wel, dat je nog maar 5 minuutjes tijd hebt en je het hele huis overhoop haalt, tot grote ergernis van je moeder die de belichaming van “als blikken konden doden” wordt. Dan als er nog twee minuutjes overblijven word je dan maar lichtjes hysterisch. Je weet wel, dat je net niet op je hoofd begint te slaan in de hoop dat je het je dan misschien zou herinneren. Op dat moment blijft er nog maar één optie over: het loslaten en gewoon hopen dat je het straks terugvindt. Maar ergens kan je autistische kantje dat niet aan, dus begin je iedereen de schuld te geven dat ze eens eindelijk van je spullen moeten blijven. Ondertussen heb je nog maar een halve minuut over en besef je, tot je grote schaamte, dat je die sleutel , jas of portemonnee gewoon vast had. Als iemand je dan vraagt waar het lag, mompel je iets onbetekenends en ga je gauw de deur uit. En natuurlijk vergeet je dat ene dingetje binnenin en mis je toch die trein. Oh zulke dagen, zijn geweldige dagen. Je weet wel, dat je dan zweert dat je dag verpest is en dat je zogenaamd heel de dag slecht gehumeurd zou blijven. Geweldige dagen.

We verliezen allemaal wel eens wat. Maar wat als het dingen zijn die je nooit echt hebt gehad. Zoals een droom, een wens, hoop. Dat het ineens weg is, kwijt is, kapot is, verloren is. Die momenten dat je zweert om nooit meer te dromen, te wensen, te hopen. Enkel en alleen omdat je bang bent om het weer te verliezen, om jezelf weer te verliezen, om weer een stukje van je hart te vernietigen. Bang om de verbittering die zich langzaam maar zeker heeft verankerd nog meer groeiplek te geven. Angstig om het verdriet dat steeds meer gevoed wordt. De momenten waarop je het allemaal ziet en voelt wegglippen. Het ergste van al is dat je meestal niet moedig genoeg bent. Niet dapper genoeg bent. Niet sterk genoeg bent. Om het gewoon toe te geven. Geweldige dagen. Echt, geweldige dagen.

We verliezen allemaal wel eens iets.
 Een broer.
Een ouder.
Een vriendin.
Een kind.
En we denken dat we het ergens anders zullen terugvinden, het terug zullen voelen.
Geweldige dagen.
Geweldig.

Liefs,
Madeliefje

dinsdag 12 februari 2013

Doe het nu toch maar.


“Doe het licht uit hé”

Riep ik haar achterna, terwijl ze zuchtend deed wat ik vroeg. Doe het licht uit zodat het licht me niet wakker houdt, zodat het de schimmen, spoken en vervaagde dromen niet verjaagt. Doe het licht uit en laat me alleen met onuitgesproken woorden, gesprekken en geschillen. Zodat ik alleen kan zijn met mijn hersenspinsels en verzachte littekens die af en toe kunnen prikken. Zodat ik mijn ogen kan dicht doen zonder dat het onnatuurlijk lijkt.

Doe het licht uit, zodat ik mijn geheugen kan uitdagen om bekende plaatsen in scene te zetten. Zodat ik oude herinneringen kan ophalen zonder dat iemand vraagt naar de glinstering in mijn gesloten ogen. Zodat ik oude anekdotes kan herbeleven, afstoffen en verzinnen. Zodat ik de duisternis kan bestuderen, de tinten kan indelen en de drukkende stilte kan verweren en pareren. Doe het licht uit zodat ik alleen kan zijn met mezelf, mijn geheimen en onderdrukte wensen.

Zodat ik ongerust kan zijn, kan nadenken over de tijd. Zodat ik vandaag kan overpeinzen. Zodat ik gisteren kan verhalen. Zodat ik mijn eigen ademhaling egocentrisch kan beluisteren, met de vraag of morgen ooit zal komen. Het hoeft niet, moet niet, maar doe het licht toch maar uit.


Groetjes,
Madeliefje

maandag 4 februari 2013

Pretlichtjes.


Het was donker. Alles was pikzwart. Duisternis.
De maan weerspiegelde een zwak aftreksel van de zon. De sterren waren te ver weg.
Het was koud. Onze adem maakte kleine wolkjes die opstegen
Om dan verorberd te worden door de kilte. Stilte omarmde ons, terwijl de tijd ons opjaagde.
Je glimlachte dapper, terwijl je ogen dof stonden. Ik slikte een brok weg.
Je kneep in mijn hand, terwijl je ogen volliepen met kleine pretlichtjes die de duisternis leken te bannen.
Ik voelde mijn mondhoeken hun best doen. Tot ik plots een zeldzame lach hoorde en ik knikte.
Nog voor de wind tegenstand kon bieden, zwierde ik je achterop, hield je me stevig vast en trapte ik alle weemoed en onzekerheden weg.
En we lachten
Negeerden het afkeurende zuchten van de bladeren
Keken over het gefrons van de mist
En dwongen de stilte te zwijgen.

De tijd joeg ons op. Ademde in onze nekken.
En we deden alsof, terwijl we beter zouden moeten weten.
Terwijl ik trapte, stegen we op en reden we over
Hoop
Liefde
En lucht.
Hield je me vast
Zat je achterop
En lachte je
Vergat je
Hoopte je.


Groetjes,
Madeliefje

woensdag 16 januari 2013

Elfenstof


Vaak vragen mensen me waarom ik spreek over elfenstof. Wel, simpelweg omdat ik er zin in heb, omdat ik er goesting in heb, zoals een arrogante Antwerpenaar het zich kan permitteren om te zeggen. Maar dat antwoord geef ik enkel op dagen dat ik niet Madeliefje ben maar mevrouw Brompot. Die transformatie gebeurt niet vaak, maar soms moet ook ik eraan geloven. De meeste mensen ervaren die transformatie ’s morgens, wanneer het levensgevaarlijk wordt om te vragen naar heel normale zaken, zoals de boter door te geven of welk uur het nu eigenlijk is. Ik ben weer aan het afdwalen zie ik, maar dus, elfenstof. Ik gebruik het woordje graag omdat het me doet denken aan kinderonschuld en rijke fantasieën die bestaan in zeldzame leesboeken en grootmoeders verhalen. Aan dagen waarin vlinders levensgrote draken konden zijn en wervelende bladeren veranderden in een allesverslindende orkaan, zelfs schaduwen waren verraderlijke poelen vol met monsters en levensgevaarlijke slangen. Je moet het maar eens proberen, zeg elfenstof en je ziet zo een glimlach verschijnen. Of het nu een glimlach is uit medelijden, ongeloof of uit oprechtheid, het is een glimlach.

Vandaag was een elfenstofdag. De hele wereld moest eraan geloven en lag bedolven onder een dikke laag. Ik hou van sneeuw, zolang het maar niet aanvriest en ervoor zorgt dat je je nek breekt, het brengt kinderpret, gelach en sikkeneurig gezeur met zich mee. Eén van de andere leuke dingen aan sneeuw is dat het vriendelijk en zachtaardig is. Geen enkele stap wordt overgeslagen en geen enkele misstap wordt vereeuwigd. Zelfs wanneer ermee gegooid wordt, zorgt het voor korte rillingen en wanneer het tijd is, verzet sneeuw zich niet en verdwijnt het, net alsof het er nooit was. Het doet me denken aan zeldzame vriendschap, waarin je meer vindt dan dolle pret, waarin je meer vindt dan een gesprek, waarin je meer vindt dan koude rillingen.  Het doet me denken aan die ene vriendin die elfenstof doet vervagen, sneeuw doet verdwijnen, zonder strooizout te gebruiken weliswaar, gewoon door haar warmte en genegenheid.

Die ene vriendin die je achterop neemt op de fiets terwijl het sneeuwt. Gewoon omdat je niet wil dat ze te voet gaat.

Groetjes,
Madeliefje

woensdag 2 januari 2013

Hoe gaat het met je hart?


Ken je dat gevoel, dat je wakker bent maar toch nog eventjes alsof doet. Dat het nog geen tijd is. Dat je alles nog heel eventjes kunt uitstellen. Nog heel eventjes een halte kunt roepen aan de lopende band die zo meteen van start zal gaan. Je oogleden op elkaar persend, terwijl je het hoort waaien en voelt regenen. De kussens geplet op je beide oren zodat je het doffe geroffel op het raam niet zou horen. Doet me denken aan vroeger toen mijn moeder binnenkwam, me wakker schudde en ik bloedserieus mompelde:
“Mama ik wil wel wakker worden, maar mijn ogen niet.”
Ik wil wel wakker worden, maar mijn dromen niet. Ik wil wel wakker worden ,maar mijn hart niet.
Dus dan word je uiteindelijk maar wakker. Sta je maar op. En ga je de deur uit.

 In plaats van dat je de wijde wereld intrekt, stap je haastig straten door, in en uit, in en uit…Je snapt wat ik bedoel. En in alle haast probeer je net die trein, tram of bus te halen, niemand die zegt dat het niet erg is als je het net niet hebt gehaald, ondanks dat je je best hebt gedaan. Je best doen is niet genoeg, je moet harder rennen, lopen en vallen, tot het je lukt om op tijd te zijn. Dus terwijl je op die ene trein zit, lichtjes buiten adem weliswaar, met al die zwijgzame mensen die achter strenggedrukte kranten schichtig naar elkaar kijken ,of in het ergste geval naar jou kijken, vraag je één of andere bekende hoe het gaat. En het gaat goed. Het gaat altijd goed. Ze vraagt hetzelfde, misschien had je iets anders moeten vragen.

En terwijl de minuten en seconden wegsijpelen, lig je weer in je bed. Pers je je ogen dicht en mompel je, ik wil wel slapen, maar mijn hart niet.

Groetjes,
Madeliefje


En wees dapper. Niet verbitterd. Zoals de moeder die geen kinderen heeft.
En wacht op hoop, tot de tijd haar dwingt om haar dromen op te bergen. Haar dwingt de pijn weg te duwen. Haar dwingt om de leegte te vullen met tranen, geduld en verdriet.

En wees dapper. Niet roekeloos. Zoals de vrouw die verbrijzeld is.
En wacht op verbetering, tot de tijd haar dwingt om haar eigen pad te bewandelen. Haar dwingt om afscheid te nemen. Haar dwingt om de wonden te verzorgen met hetgeen dat overblijft.

En wees dapper. Niet wraakzuchtig. Zoals de echtgenote die geen man heeft.
En wacht op uitleg, tot de tijd haar dwingt om de maskers neer te leggen. Haar dwingt om de waarheid te onthullen. Haar dwingt om de leugen te doorprikken met een steriele naald.

En wees kleinmoedig. Niet dapper. Tot de tijd dringt.