donderdag 5 november 2015

Het wrak.


En terwijl ik daar stond op het dek van mijn zinkend schip, had ik nog eventjes de tijd om te mijmeren. Terwijl het water binnen gutste en ik al nattigheid  voelde, nam ik toch eventjes de tijd om na te denken.
Over de diepte van de zee, de bodem die plots zo dichtbij leek. Over de kleur van het water, slechts een arme weerspiegeling van de lucht. Over de wilde wateren, stormen, golven die ik overleefd had op dat ene schip. Slechts een wrak gemaakt van hout en spijkers, maar toch sterker dan menig landrot dacht. Dan menig man of vrouw dacht.

En het deed pijn. Het raakte het diepste van mijn weggeteerde hart.
En zo brak de tijd aan om te beslissen.
Om te kiezen tussen het verorberd te worden door het water, te zinken naar de bodem van de zee en samen met het hout weg te rotten.
Of het zwemmen. Zwemmen en trappelen. En misschien daarna gewoon het drijven. Doelloos aan de oppervlakte. Met mijn gezicht gekeerd naar het blauwe van de lucht.

Eenzaam als het leek, besefte ik plots dat de kapitein van een zinkend schip, beter was dan één zonder.
Het gaf me moed.
Al was het slechts een druppel in een oneindige oceaan.

Liefs,
Madeliefje.

dinsdag 15 september 2015

Kindersvreugde


Onlangs zat ik mijmerend te kijken naar twee kindjes die elkaar achtervolgden doorheen een klein eettentje. Een soort van bakkerijtje aan een drukke steenweg.  Lachend. Gibberend. Giechelend. Rennend. Springend. Huppelend.  Ze gingen helemaal op in hun eigen wereldje en alles kon hen gestolen worden. Af en toe liepen ze in de weg van een of andere serveerder, maar zoals ik al zei, dat kon hen niets maar dan ook niets schelen. Ik keek hen glimlachend aan en eerlijk gezegd wou ik ze bijna vragen waar je die speciale bellenblazer kon kopen of halen om zelf ook zo’n bel te blazen voor mezelf en misschien iemand anders. Iemand die het ook zo fijn zou vinden om in een zelf geblazen wereld te rennen, lopen, springen, alsof er niets belangrijker bestaat  dan dat. Maar toen kreeg ik mijn thee geserveerd (na lang twijfelen of ik een koffie zou moeten nemen of niet) en besefte ik dat dat privilege niet meer aan mij besteed is. Dat is iets voor kinderen. En ik voelde me arm. Miezerig. En ergens was ik blij dat die twee kleine meisjes met hun dansende krulletjes geen ander vermoeidheid kennen dan die van na een lange dag spelen. Zo onbezonnen. Zo ongeschonden. Zo energievol en –rijk.

Ik slurpte verder van mijn thee en luisterde met volle concentratie naar het gedartel van hun schoentjes tegen de vloer, naar hun klappende handjes en het gekir van deugnieterij.

Opgelucht,
Voelde ik me weer een beetje rijker.
Dankbaar dat ik kinderloos en volwassen, toch nog kindervreugde herken.

Liefs,
Madeliefje.

donderdag 11 juni 2015

Tranen en inkt.


Ik wou dat ik het kon neerschrijven. Het voelen. Het denken. Het leven. Elke keer weer opnieuw, probeer ik het te vatten, met enkele woorden, zinnen, een arm blokje tekst. En dan schaam ik me, dat ik die herinnering, die levensles, die droom, gebroken of gelijmd, probeer te vangen op een stukje papier.
Dat ik het verdriet geschreven in tranen, probeer neer te pennen in inkt.
Dat ik het plezier geschreven met pretlichtjes, probeer neer te typen in levenloze letters.
Dat ik de scherven geschreven met splinters, probeer neer te krabbelen in woorden.

Maar dan lees ik het later opnieuw. En zie ik de witregels. De leegte. Gevuld door een probeersel. Een poging van het hart. Een poging van de ziel. Om te helen. Om te delen.
Zodat het inkt kan drogen met de tranen.
Zodat de pretlichtjes overleven in letters.
Zodat de woorden de scherven kunnen lijmen.

En zoals bij het donderen de wereld volledig stilvalt.
Zo wordt het eventjes stil in mijn hart en ziel..

Bij het probeersel van een schrijfsel over het leven. Over het denken. Over het voelen.

Liefs,
Madeliefje

donderdag 7 mei 2015

Een kast vol dromen.


Soms heb je van die dagen hé. Je weet wel, de dagen waarop je die dromen, wensen en vele verwachtingen eventjes op een schap ergens in een oude kast dient te zetten. Omdat het eventjes genoeg is geweest. Het rennen, lopen, crossen achter dingen die misschien, heel misschien, op dit moment niet realistisch zijn, is vermoeiend. Nee het is niet vermoeiend, het is uitputtend, leegzuigend, teleurstellend. En je zou denken dat een flinke dosis elfenstof alles wel goed maakt, maar zoals ik al zei, soms is het genoeg geweest. Het is niet erg om eventjes met je voeten op de grond te komen, om eventjes van die roze suikerspinachtige wolk af te komen en eventjes weer over ruwe kasseien te lopen. Het is niet erg om eventjes bezig te zijn met de dagelijkse dingen des leven, heel gewoontjes. Want gewoontjes kan soms fijn zijn. Voor je gemoedsrust, voor je ziel maar vooral voor je arme hart. Die is uiteindelijk ook maar van vlees en bloed gemaakt. 

En dit is geen treurige hoop van woorden die over dit blad blaast, als een sombere tocht op een grijze winterdag. Nee, dat is het zeker niet. Dromen. Wensen. Hopen. Het mag allemaal, maar niet als het zich opstapelt tot een grote overschaduwende berg van teleurstellingen, pijn en verdriet. Neen. Dan is het beter om alles te beschouwen van achter de bestofte glazen van een antieke kast. Met hier en daar een spinnenweb. Dan is het beter om een diepe zucht te slaken en schuifelend verder te lopen.

Je zult zien.

Er komen wel andere dromen.

Dromen die doen leven.

Dromen die je hart verzachten.

En die kast vol weggelegde wensen en verwachtingen, dat, beste lezer, is gewoon het leven dat je geduld aanleerde.

Liefs en sterkte,
Madeliefje.

maandag 9 februari 2015

Woorden op de grond.


En als de woorden op de grond kletteren,
Wie ruimt er dan de scherven op.
Wij lijmt ze zonder angst,
Zonder het snijden van de eigen vingers.
Wie brengt het geduld op,
om scherf voor scherf af te wegen.
 Wat past en wat niet?

En als de woorden op de grond kletteren,
Wie ruimt er dan de gruzelementen op.
Wie verzamelt ze zonder verdriet,
Zonder het verder breken van de stukken.
Wie brengt de moed op,
Om gruizelement voor gruizelement af te wegen,
Wat de moeite is en wat niet.

En als de woorden op de grond kletteren,
Vergeet de barsten achteraf dan niet.

Liefs,
Madeliefje.

woensdag 7 januari 2015

In groep.


Er zijn dingen die veranderen en andere dingen die nooit zullen veranderen. Eén ervan is de heerlijke ervaring die groepswerken geven. Werkelijk waar, ik krijg er geen genoeg van. Nee die sarcastische ondertoon meen ik niet, meestal kan ik me wel snel aanpassen aan eender welke groep en loopt het best gesmeerd. Eén ding is wel zeker, na zo’n groepswerk zullen dingen oftewel hetzelfde of nooit meer hetzelfde zijn. Oftewel heb je vaste groepsgenoten gevonden oftewel krijg je een zenuwinzinking en dank je de volgende keer vriendelijk wanneer je gevraagd wordt door dezelfde mensen. Voor de mensen die me persoonlijk kennen, geen nood, voel je vooral niet aangesproken! Of misschien wel? Nee eventjes serieus, voel je niet aangesproken. Er is in mijn leven nog geen reden toe geweest.

Eén van die dingen die nooit zullen veranderen, is de snelheid waarmee groepen gevormd kunnen worden. Dit, beste lezer, gebeurt sneller dan dat het licht zich voortplant. De lesgevende moet slechts “Gr-“ uitspreken en a.d.h.v. non-verbale communicatiemiddelen is het klusje geklaard in slechts ettelijke milliseconden. Oogcontact is een populaire manier, maar je hebt ook de wijsvinger die afwisselend van het eigen hart naar die van een andere groeps/soulmategenoot afwisselend kan bewegen. In ieder geval als je niet snel genoeg optreedt, gebeurt het volgende. Je hebt geen groep en je hebt sowieso een vaste visie over wie je precies als groepsgenoot ziet: een hardwerkende, slimme, inventieve, vaardige, niet-te-veel-slaap-eisende medestudent die kan mee bikkelen tot het bittere einde van zo’n taak, maar omdat je te laat was in het oogcontact zoeken met een ander, of zoals sommige jagers prefereren: maanden op voorhand sluwe mails rondsturen, ben je het overschotje.

Laat me het overschotje definiëren: een groep van mensen (ja ook zij zijn mensen) die overblijven en de meest akelige blik toegeworpen krijgen wanneer ze vragen of ze er ‘nog’ bij kunnen: “Nee helaas, oh nee wat jammer!”, klinkt het vol ongemeende spijt. En naarmate de tijd vordert, kom je tot het besef dat je ergens zult moeten aanpappen of je houdt iets van waardigheid over en je maakt een ruiker met de bloemen (het gebruik van onkruid is zeer ongepast in deze context) die er zijn, je roeit met de riemen die je hebt en op hoop van zegen vlieg je erin.

En hoe frustrerend het soms kan zijn, je maakt er simpelweg het beste van. Je moet het een kans geven en als je merkt dat het niet lukt, dan stroop je de mouwen op en doe je het zelf. Want dat, beste lezer, is het leven. Je kiest je groep niet altijd, je kiest niet wie je tegenkomt in het leven, wie er weggaat. Je in de steek laat. Je het zelf laat doen. Je kiest niet om gekozen te worden.  

Bovendien ben je een ervaring rijker. En al moet je het opnieuw doen, dan kies je wijzer en ouder andere groeps/levensgenoten.

Succes.

Groetjes,

Madeliefje.