dinsdag 12 februari 2013

Doe het nu toch maar.


“Doe het licht uit hé”

Riep ik haar achterna, terwijl ze zuchtend deed wat ik vroeg. Doe het licht uit zodat het licht me niet wakker houdt, zodat het de schimmen, spoken en vervaagde dromen niet verjaagt. Doe het licht uit en laat me alleen met onuitgesproken woorden, gesprekken en geschillen. Zodat ik alleen kan zijn met mijn hersenspinsels en verzachte littekens die af en toe kunnen prikken. Zodat ik mijn ogen kan dicht doen zonder dat het onnatuurlijk lijkt.

Doe het licht uit, zodat ik mijn geheugen kan uitdagen om bekende plaatsen in scene te zetten. Zodat ik oude herinneringen kan ophalen zonder dat iemand vraagt naar de glinstering in mijn gesloten ogen. Zodat ik oude anekdotes kan herbeleven, afstoffen en verzinnen. Zodat ik de duisternis kan bestuderen, de tinten kan indelen en de drukkende stilte kan verweren en pareren. Doe het licht uit zodat ik alleen kan zijn met mezelf, mijn geheimen en onderdrukte wensen.

Zodat ik ongerust kan zijn, kan nadenken over de tijd. Zodat ik vandaag kan overpeinzen. Zodat ik gisteren kan verhalen. Zodat ik mijn eigen ademhaling egocentrisch kan beluisteren, met de vraag of morgen ooit zal komen. Het hoeft niet, moet niet, maar doe het licht toch maar uit.


Groetjes,
Madeliefje

maandag 4 februari 2013

Pretlichtjes.


Het was donker. Alles was pikzwart. Duisternis.
De maan weerspiegelde een zwak aftreksel van de zon. De sterren waren te ver weg.
Het was koud. Onze adem maakte kleine wolkjes die opstegen
Om dan verorberd te worden door de kilte. Stilte omarmde ons, terwijl de tijd ons opjaagde.
Je glimlachte dapper, terwijl je ogen dof stonden. Ik slikte een brok weg.
Je kneep in mijn hand, terwijl je ogen volliepen met kleine pretlichtjes die de duisternis leken te bannen.
Ik voelde mijn mondhoeken hun best doen. Tot ik plots een zeldzame lach hoorde en ik knikte.
Nog voor de wind tegenstand kon bieden, zwierde ik je achterop, hield je me stevig vast en trapte ik alle weemoed en onzekerheden weg.
En we lachten
Negeerden het afkeurende zuchten van de bladeren
Keken over het gefrons van de mist
En dwongen de stilte te zwijgen.

De tijd joeg ons op. Ademde in onze nekken.
En we deden alsof, terwijl we beter zouden moeten weten.
Terwijl ik trapte, stegen we op en reden we over
Hoop
Liefde
En lucht.
Hield je me vast
Zat je achterop
En lachte je
Vergat je
Hoopte je.


Groetjes,
Madeliefje