Het was donker. Alles was pikzwart. Duisternis.
De maan weerspiegelde een zwak
aftreksel van de zon. De sterren waren te ver weg.
Het was koud. Onze adem maakte
kleine wolkjes die opstegen
Om dan verorberd te worden door de
kilte. Stilte omarmde ons, terwijl de tijd ons opjaagde.
Je glimlachte dapper, terwijl je
ogen dof stonden. Ik slikte een brok weg.
Je kneep in mijn hand, terwijl je
ogen volliepen met kleine pretlichtjes die de duisternis leken te bannen.
Ik voelde mijn mondhoeken hun best
doen. Tot ik plots een zeldzame lach hoorde en ik knikte.
Nog voor de wind tegenstand kon
bieden, zwierde ik je achterop, hield je me stevig vast en trapte ik alle
weemoed en onzekerheden weg.
En we lachten
Negeerden het afkeurende zuchten van
de bladeren
Keken over het gefrons van de mist
En dwongen de stilte te zwijgen.
De tijd joeg ons op. Ademde in onze
nekken.
En we deden alsof, terwijl we beter
zouden moeten weten.
Terwijl ik trapte, stegen we op en
reden we over
Hoop
Liefde
En lucht.
Hield je me vast
Zat je achterop
En lachte je
Vergat je
Hoopte je.
Groetjes,
Madeliefje
Groetjes,
Madeliefje
Geen opmerkingen:
Een reactie posten